(door Gerard Meijeringh)
Het coronavirus regeert. Dikwijls beseffen we nauwelijks wat we meemaken en verlangen we terug naar de goede tijden waarin we leefden als ‘God in Nederland’. Een periode die nog maar even achter ons ligt, maar toch zo ver weg lijkt. In de huidige moeilijke periode probeer ik wat verlichting te brengen met een reeks ‘Coronakrabbels’. Over alledaagse dingen in de wondere wereld waarin het coronavirus voorlopig nog steeds de dienst uitmaakt.
Grapperhaus. De minister van Justitie is de laatste weken volop in het nieuws. Meneer moest zo nodig een feestje geven en de afstand van anderhalve meter niet in acht nemen. Het had een scene kunnen zijn in een film voor de coronacrisis. Grapperhaus knuffelt zijn schoonmoeder. “Waarom stel je dat feestje niet uit”, wilde ik hem toeschreeuwen. Er zit een zwart randje rondom deze coronacrisis. Dan ga je toch geen party organiseren, of je moet niet van feestjes houden.
Grapperhaus. Ik moest om zijn naam lachen toen hij in 2017 werd genoemd als minister van Justitie en Veiligheid. Ik bombardeerde hem tot Grappenhaus. De pret werd minder toen hij in de Tweede Kamer opvallend een hoestaanval simuleerde. “Pardon, corona”, zei de minister, duidelijk hoestend in zijn elleboog. Met dit slechte acteerspel had hij dezelfde week probleemloos een rol in die slaapverwekkende shows op zaterdagavond op de Nederlandse televisie kunnen vertolken. En hij kan ook moeiteloos aansluiten in de rij van cabaretiers die denken dat ze heel leuk zijn, maar in een voorstelling van uren slechts een minuut op de lachspieren werken.
Grapperhaus is niet grappig. Dat weten we allemaal. Maar dat geeft niet. Het is ook niet erg dat hij zichzelf vergat op een bijzondere dag waarop hij in het huwelijk trad. We vergeten allemaal weleens iets. Maar hij verstopte een deel van de informatie. Een leugen om eigen bestwil. Dat kan eigenlijk niet als minister, maar niets menselijks is een minister vreemd. Het doet mij denken aan mijn tijd dat ik nog thuis woonde en regelmatig op stap ging. “Hoe laat was je thuis vannacht?”, klonk de vraag van mijn vader. “Eh, even nadenken, een uur of twee”, was mijn antwoord. Maar ik wist dat het na 6.00 uur was. Het was al licht en m’n vader was de koeien aan het melken. Mijn vader schudde z’n hoofd. Hij wist wel beter.
Enkele weken later hadden we een party bij iemand thuis. Er wachtte ons een tocht van 10 kilometer op de fiets met kratten bier op het stuur. En het was echt een geweldig feest waar nog lang over is nagepraat. Ik zie mijn vroegere kameraad en bandlid van THT daar nog liggen. Gestrekt op de bank met allemaal braaksel over zich heen. De kleur rood overheerste. De kleur van bessenlikeur, die hij overvloedig in had genomen. Vervolgens was hij ineens verdwenen. De volgende dag hoorden we dat hij via de snelweg de weg naar huis probeerde te vinden. Oom agent vond dat geen goed idee, plukte van hem van de N33 en bracht hem thuis. Een sanctie van zijn ouders liet niet lang op zich wachten. Ik heb hem een maand lang niet gezien.
Een sanctie voor Grapperhaus kan in mijn ogen ook niet uitblijven. Maar dat zal niet gebeuren, is mij allang duidelijk geworden. Misschien kan hij een maand bij een horecabedrijf meedraaien en daar voor politieagent spelen. Wellicht een leerzame ervaring in coronatijd.