(door Gerard Meijeringh)
Het coronavirus regeert. Dikwijls beseffen we nauwelijks wat we meemaken en verlangen we terug naar de goede tijden waarin we leefden als ‘God in Nederland’. Een periode die nog maar even achter ons ligt, maar toch zo ver weg lijkt. In de huidige moeilijke periode probeer ik wat verlichting te brengen met een reeks ‘Coronakrabbels’. Over alledaagse dingen in de wondere wereld waarin het coronavirus voorlopig nog steeds de dienst uitmaakt.
Het is midden juli wanneer er bij mij weer een brief van woningcorporatie SWZ in de brievenbus valt. Het betreft een nieuw hoofdstuk in de ‘balkonstory’. In het schrijven wordt duidelijk gemaakt dat er zo snel mogelijk actie wordt ondernomen, zodat de ondeugdelijke balkons in de Pieter Steynstraat weer in gebruik kunnen worden genomen. En het moet gezegd. SWZ heeft dit keer geen woord te veel gezegd. Al snel liggen er achter de balkons grote palen en enorme partijen hout. Daarna wordt er door een bedrijf flink doorgebikkeld. In sneltreinvaart worden alle 180 balkons gestut.
Mijn balkon wordt onder handen genomen. Spoedig zit ik weer legaal op mijn balkon. Ik kijk wel tegen drie grote stutpalen aan, maar dat mag de pret niet drukken. Al snel ontdek ik de voordelen van deze palen. Wanneer ik mijn balkon betreed, slinger ik me als een acrobaat langs een van de palen en in een vloeiende beweging plof ik neer. Mijn bankje protesteert en laat een kreunend geluid horen.
Ik kijk naar de desbetreffende paal en mijn gedachten gaan terug naar begin jaren negentig. Samen met mijn kameraad ga ik op de fiets van het Drentse Gieten naar discotheek Barcarolle in Wildervank. Onderweg passeren we club Casa Grande in De Hilte. Uit nieuwsgierigheid besluiten we een kijkje te nemen. Een handvol mensen heeft ook de moeite genomen om de club met een bezoekje te vereren. Een daarvan is een bekende van mijn kameraad, een oud-collega. Het leidt tot enthousiaste taferelen. Ik bestel twee biertjes en schrik van de rekening. 10 gulden, best veel geld voor die tijd. Maar dan krijg je wel wat. “Jullie zijn precies op tijd”, zegt de eigenaar. “Over vijf minuten begint er een show.” We gaan er eens goed voor zitten en even later verschijnt een schaars geklede vrouw op het podium en zij verzorgt een uitstekende paaldansact. Na dit optreden stappen we, nagenietend, op de fiets. Dit hebben we toch maar even meegemaakt op een zaterdagavond.
Ik kijk naar de palen om mijn balkon en kan een lach niet onderdrukken. Ik denk terug aan de beroemde waterpolofeestjes bij grote toernooien toen nog nooit iemand had gehoord van het coronavirus. Ik zie naakte waterpoloërs in palen klimmen in een kolkende feesttent. Gejuich klinkt en de waaghalzen worden bekogeld met bier. Het beeld verdwijnt, maar via de stream van NPO Radio 2 klinkt ‘Seven Nation Army’ van The White Stripes uit m’n iPhone. Een nummer dat het altijd goed doet bij waterpolofeestjes. Het is mooi geweest. Ik ga naar binnen en sluit mijn balkondeur.
Daarna verstrijkt er een aantal weken. Ik vier vakantie in eigen land en bivakkeer regelmatig op mijn balkon. De palen waren even bijzonder, maar worden doodnormaal. Wat past een mens zich snel aan. Dat blijkt ook wanneer ik thuiskom. Op mijn balkon hangt tussen de stutpalen een fraai lichtsnoer, gevoed door zonne-energie. “De show can start”, grap ik. Dankbaar kijk ik naar de palen en naar m’n vrouw. Een mooi toepasselijk cadeau in coronatijd.