Zijn bedrijf telt circa 340 medewerkers. Daarmee is Trailerbouwer Broshuis, na de gemeente, de grootste werkgever in Kampen. ‘Het is me overkomen, hoor. Ik ben niet bewust mensen aan het verzamelen’, zegt Pieter-Bas Broshuis (1962), directeur en grootaandeelhouder met een glimlach. Als vierde generatie staat hij aan het roer van het gelijknamige familiebedrijf. ‘Laat ik eerlijk zijn: we zijn al een half jaar aan het krimpen.’ Stikstof, PFAS, en nu weer corona, het trekt zijn sporen, maar het biedt ook nieuwe kansen. ‘Als je het familiebedrijf tijdens een crisis goed kunt managen, kom je er na de crisis alleen maar sterker uit. Dat zagen we na de financiële crisis, toen we in omvang verdubbelden, en dat geldt ook nu.’ Kortom: Broshuis staat aan de vooravond van ‘the next level’, aldus de algemeen directeur.
Next level. Daar dachten zijn vrienden, toen hij als 28-jarige in 1990 zei dat hij bij zijn vader ging werken, nog heel anders over. ‘Ik werd toch een beetje als een loser gezien. Als je iets wilde betekenen, ging je bij een bank werken. Niet in het bedrijf van je vader, al helemaal niet in de industrie - want dat was vies - en natuurlijk vooral niet in de provincie; nota bene in Kampen of all places…’
‘Mooie verhalen’
Pieter-Bas was ook eigenlijk helemaal niet voorbestemd om in het familiebedrijf aan de slag te gaan. ‘Mijn vader runde, als derde generatie, het familiebedrijf met zijn broer. Dat liep niet echt geweldig, samen. Dat was voor mijn vader de reden dat wij hier niet dagelijks over de vloer kwamen. Ik ben dus eigenlijk helemaal niet met de zaak opgegroeid. Wel met de mooie verhalen, want mijn vader vertelde thuis altijd honderduit.’ In ’88 nam zijn vader de aandelen van zijn broer over en ging alleen verder. ‘Op een gegeven moment werd hij ziek, niet ernstig, maar hij schrok wel en dacht ‘verrek, ik ben nu in de zestig; ik moet toch iets met mijn zaak gaan doen’.’ De rest is geschiedenis. Pieter-Bas aarzelde geen moment en zei ‘ja’, toen hij werd gevraagd om het familiebedrijf te runnen. Al moesten de commissarissen en ook de adjunct-directeur van toen het idee van pa nog wel even goedkeuren. ‘Ik begon in de verkoop ‘om het bedrijf goed te leren kennen’.’
Familiebedrijf
De algemeen directeur heeft zelf drie zoons. Ook voor hen is het niet vanzelfsprekend dat zij in het familiebedrijf gaan werken. ‘Natuurlijk denk ik erover na, want het is wel mijn verantwoordelijkheid om voor de continuïteit van het bedrijf te zorgen…’ Eén is net klaar met zijn studie Economie-Bedrijfseconomie, twee anderen volgen, net als Pieter-Bas ooit, een werktuigbouwkundige opleiding. ‘Het zijn alle drie slimme jongens’, vertelt hij trots. Dan maar gedrieën in het bedrijf? Het ‘voorbeeld’ van zijn vader en oom indachtig, klinkt het resoluut: ‘Dat denk ik niet. Dat zou niet goed zijn. Onder broers heerst altijd rivaliteit. Dat is niet goed voor het bedrijf.’ Voorlopig is het niet aan de orde. ‘Ik ben 58, gezond, ik kan het nog en ik vind het nog steeds veel te leuk.'
Wat maakt Broshuis een echt familiebedrijf? ‘Er is geen afrekencultuur’, klinkt het meteen. ‘Natuurlijk word je beoordeeld op resultaten, maar iedereen krijgt wel een kans om fouten te maken. Als bedrijf kijken we niet naar de resultaten van dit jaar, maar naar de lange termijn. Als er een keer iets niet goed gaat, dan doet dat wel pijn, maar we kijken verder.’
‘Dat neemt niet weg dat we wel als een ‘normaal’ bedrijf zijn georganiseerd.’ De Broshuis-telg mag dan honderd procent aandeelhouder zijn, hij heeft het binnen het bedrijf niet alleen voor het zeggen. ‘We hebben drie commissarissen die serieus meekijken. Daarnaast hebben we vier directeuren: een financieel directeur, commercieel directeur, productie directeur en een algemeen directeur. We worden allemaal iedere maand beoordeeld op ons functioneren. Ja, we zijn een serieus ‘clubje’’, merkt hij goedlachs op. ‘Anders kun je van Broshuis niet maken wat het is’, weet hij. ‘Binnen familiebedrijven wordt nogal eens gedacht dat je met het aanstellen van commissarissen, met een raad van toezicht, macht uit handen geeft, maar dat is helemaal niet erg. Sterker nog: dat is voor de continuïteit van het familiebedrijf alleen maar beter. Dan moet je serieus georganiseerd zijn en zeker niet de illusie hebben dat je het allemaal wel zelf kunt.’ Hij noemt zichzelf ‘technisch en financieel kundig’, maar ‘er zijn mensen die in een aantal dingen echt veel beter zijn dan ik’. ‘Toen ik hier kwam, vroeg de toenmalige commissaris mij wat het hoofddoel van een bedrijf was. Ik zei ‘winst maken’. Fout! zei hij. Het is continuïteit, maar daar is wel winst voor nodig.’
Corona en ‘snoepjes’
‘De eerlijkheid gebiedt me te zeggen dat we het afgelopen half jaar wel van 420 naar 340 man gekrompen zijn. De stikstof- en PFAS-perikelen spelen ook ons parten. En nu met corona is de markt ook niet bepaald geniaal. Dat is geen verrassing, want dat is het nergens op dit moment. We hebben grote opdrachten voor de Amerikaanse en de Deense defensie binnengehaald. Dat zijn ‘snoepjes’ in deze tijd, dus we klagen niet! Als je nu horecaondernemer bent, heb je het veel moeilijker.’
‘Er hangen wel weer grote dingen in de lucht. Die Amerikaanse opdracht was fantastisch, maar nu gaan we door, naar the next level, net als in een videogame. Wat er hierna gaat komen? Ha, dat ga ik nu nog niet in de krant vertellen…’ Echt niet? ‘Tja, kansen doen zich altijd voor.’ Staan er concurrenten op omvallen? ‘Oh ja, dat zou kunnen. Twee stonden er voor corona al slecht voor, maar deze tijd maakt het er voor hen niet beter op. Eentje is trouwens ook een familiebedrijf…'
Kansen en trots
‘Krimp is voor niemand leuk. Maar als je in slechte tijden je bedrijf op alle vlakken goed weet te managen, dan kom je ook hier weer beter uit. Dat hebben we na de financiële crisis ook gezien. Destijds moesten we flink krimpen, maar uiteindelijk kwamen we er sterker uit. De concurrent was toen enorm aangeslagen, had enorme klappen gehad. Dat biedt kansen. Uiteindelijk zijn we zelfs twee keer zo groot geworden.’ De een zijn dood is de ander zijn brood? ‘Tja, zo werkt het spel’, stelt Pieter-Bas, die blij is dat hij samen met commissarissen en collega-directeuren vooral de continuïteit van het familiebedrijf bewaakt. ‘We hebben het niet gek gedaan, toch? Als je bedenkt dat mijn grootvader in 1885 met paard en wagen is begonnen?’
Pieter-Bas is trots. En hij weet zeker dat zijn vader, die in 2011 overleed, dat ook op hem zou zijn geweest. Wat dat betreft zou hij het erg jammer vinden wanneer mettertijd geen van de drie zonen interesse in het voortzetten van het familiebedrijf zou hebben. Is deze trots wat het hebben van een familiebedrijf zo tekent? ‘De familie, de directeur met de familienaam, het is toch een beetje de vaste waarde binnen het bedrijf’, zegt hij. ‘Met over een tijdje de vijfde generatie Broshuis aan het roer… Dat is een unicum; dat overkomt maar een half procent van alle familiebedrijven…’ Continuïteit; de rode draad van het familiebedrijf. Waar bedrijven met diverse aandeelhouders vaak voor de snelle winst gaan, zo mijmert hij en kijkt naar buiten. Vanuit zijn kantoor heeft hij zicht op de IJssel en de achterliggende weilanden. ‘Prachtig uitzicht. Mooie natuur, vind je niet? Soms zie ik wel eens bootjes voorbij komen en denk ik ‘die mensen hebben het beter gedaan dan ik’.’ Hij zegt het met een speelse lach. Zou hij met hen willen ruilen? Het bedrijf van de hand doen en iedere dag met een bootje gaan varen? ‘Echt niet!’, klinkt het resoluut. Ook niet wanneer iemand hem een flinke zak met geld zou voorhouden? ‘Door de jaren heen waren er veel die deze toko hebben willen kopen. Vorig jaar kreeg ik vrijwel iedere maand wel een aanbieding.’ Heeft hij nooit in de verleiding gestaan? ‘Oh nee, totaal niet. Ik ben niet bezig met geld verdienen. Dit werk is nog steeds veel te leuk. En ach, dat bootje varen de hele dag? Dat gaat uiteindelijk ook alleen maar vervelen…’