Als kind, inmiddels meer dan veertig jaar geleden, verbaasde hij zich er al over hoeveel ‘prima spullen’ mensen, behept met koopziekte en spilzucht, zoal wegsmeten. ‘De stort lag bezaaid met apparatuur en spullen dat nog prima een volgende ronde mee zouden kunnen’, zo vertelt hij. Het zaadje van duurzaamheid, werd reeds daar, bij de toen 15-jarige Bert, geplant. Inmiddels plukken de bedrijven van het Weever-concern er dagelijks de zoete vruchten van. Bert Weever is inmiddels 58 en zijn naam wordt steevast genoemd als je vraagt naar lokale ondernemers die op duurzame wijze hun bedrijf runnen. ‘Natuurlijk ben ik begaan met het milieu’, klinkt het nuchter. ‘Maar laten we eerlijk zijn: duurzaamheid is prachtig, maar als het geen geld oplevert, dan begin je er als ondernemer niet aan.’
‘De wijze waarop wij met onze wereld omgaan; dat kan geen stand houden. Dat kan een kind bedenken’, zegt Bert. Duurzaam ondernemen is wat hem betreft geen modewoord, maar strikt noodzakelijk. ‘De laatste 150 jaar heeft de roofbouw op de aarde zijn sporen nagelaten’, meent hij. ‘Industrialisatie, bevolkingsgroei, het kappen van bos ten faveure van landbouw…’ Hij had het er zelfs met astronaut André Kuipers over. ‘De wereldwijde ontbossing is verschrikkelijk. We zetten de hele natuur op zijn kop. Daardoor wordt de CO2-opname minder, is er erosie, droogte… we schoppen als mens het hele systeem in de war.’ De kern van het probleem: onze ongebreidelde consumptiemaatschappij. ‘Dat moet echt anders.’
‘Leren is onzin’
Bert raakte al vroeg geïnteresseerd in duurzaamheid. ‘Ik ben opgegroeid in onze transportonderneming. Mijn vader was nog van de oude stempel. Leren was onzin. Werken moest je, want er moest geld verdiend worden.’ Dus toen Bert op 15-jarige leeftijd zijn diploma haalde, was het klaar. Hij kreeg een shovel en kon aan het werk. Grondverzet. ‘We waren in opdracht van de gemeente aan de Schansdijk bezig, waar KWC nu zit, op de toenmalige stortplaats.’ De tiener rolde van de ene in de andere verbazing. ‘Destijds werd bijna negentig tot honderd procent van al het afval gestort. Er lag daar nog zoveel wat prima bruikbaar was…’ Zijn interesse voor recycling was geboren. Interesse dat zich gaandeweg ook manifesteerde in het familiebedrijf. ‘Bij ons sloopwerk scheiden we de afvalstromen. Hout, puin, ijzer; alles wordt zoveel mogelijk apart ingezameld en weer aangeboden.’ Puinkorrel Kampen BV, die onder de Weever Groep valt, levert een gecertificeerd product voor de beton-, wegenbouw- en asfaltindustrie. ‘Mijn zonen Bart en Jelle zijn hier ook volop mee bezig.’
Het huidige sloopafval wordt nu nog vaak als minderwaardige grondstof afgezet. ‘Downsizen heet dat’, doceert hij. ‘Maar we willen ernaar toe dat bijvoorbeeld betonafval ook weer kan worden ingezet voor het maken van nieuw beton, in plaats van dat het als fundatiemateriaal voor de wegenbouw wordt gebruikt.’ Uiteindelijk moeten we naar zijn zeggen toe naar een circulair systeem. ‘Willen we al vanaf 2050 volledig circulair bezig zijn, dan zal er al vanaf de ontwerptafel moeten worden nagedacht over wat er met gebruikte grondstoffen gaat gebeuren als het oorspronkelijke product aan het einde van zijn levenscyclus is gekomen.’ Deze omslag in denken heb je niet van vandaag op morgen. Dat kost tijd. ‘Maar vergeet niet: veertig jaar gaat snel’, zo weet hij uit ervaring. ‘Als we dit denken wereldwijd inzetten, hebben we veel gewonnen!’ Weggooien, zoals veertig jaar geleden nog veelvuldig werd gedaan, is uit den boze. Net als verbranden. Bert: ‘De overheid heeft het proces van circulair denken onnodig vertraagd. Ze hebben heel lang met de energiecentrales ingestoken op het verbranden van afval in de zogenoemde AVI’s (Afval Verwerkings Installaties, AdJ). De overheid heeft veel te veel centrales vergunning verleend, waardoor concurrentie op de afvalmarkt ontstond. Omdat deze centrales afval nodig hadden om te kunnen draaien, gingen de verwerkingskosten van afval zodanig naar beneden dat het recylen en hergebruiken in de kiem werd gesmoord. Het verklaart waarom de recyclingmarkt lange tijd op zijn gat heeft gelegen. Inmiddels is gelukkig het besef gekomen dat het anders moet.’
Verkeer en vervoer
In de discussie rondom duurzaamheid komt natuurlijk ook verkeer en vervoer voorbij. ‘Grote vraag: hoe kunnen we minder uitstoot en minder filedruk realiseren?’ Bert kent de oplossing. ‘Ik heb altijd geloofd in vervoer over water. Grote volumes. Ik ben er zelfs van overtuigd dat je dit heel verfijnd kunt doen; tot in de grote steden. Tenslotte heeft iedere stad een netwerk aan waterwegen. Vergeet niet: vroeger ging alles per schip.’
Met Graansloot maakt hij een mooi begin. ‘Graansloot was van oudsher een handelskantoor. Ik heb het indertijd gekocht voor de op- en overslag van bulkgoederen gelieerd aan de landbouw.’ Met zichtbaar resultaat. ‘We zijn begonnen met 30.000 ton opslagcapaciteit en zitten nu op 300.000 ton opslag. We slaan op jaarbasis zes- tot 700.000 ton over. Dat betekent 20.000 vrachtwagens minder op de weg! Ga eens na wat dat voor impact op het milieu heeft.’ Samen met Wezenberg IJsselmuiden, MCS uit Drachten en TMA in Amsterdam, realiseerde hij een containerterminal in Kampen. ‘Jaarlijks komen hier 30.000 containers vanuit Rotterdam aan. Ook dat zijn weer 30.000 vrachtwagens minder op de weg. Samen met vervoer over water bij Graansloot, realiseren we dus al 50.000 vrachtwagens per jaar minder op de Nederlandse wegen. Als je het dan hebt over duurzaamheid, dan hakt dat er wel flink in!’
Zonnecollectoren
‘Duurzaamheid is prachtig, maar als het geen geld oplevert, dan begint geen enkel bedrijf eraan’, weet Bert. ‘Daar wordt nog wel eens vreemd tegenaan gekeken. Dan wordt er verwijtend naar een ondernemer gekeken, maar vergeet niet: als je geen goede businesscase hebt, dan krijg je het ook niet gefinancierd.’
Dat geldt ook voor de zonnecollectoren op het dak van Graansloot. ‘Willem van der Haven, directeur van Zonnegilde, begon ermee. Ik heb tegen hem gezegd: ik heb een hectare aan daken voor je zonnecollectoren. Succes ermee.’ Inmiddels liggen er 10.000 collectoren op het dak. ‘Er zit heel veel energie in de natuur’, stelt Bert. ‘Het is de kunst om dat er goed en rendabel uit te halen.’ Relativerend: ‘Die zonnepanelen zijn natuurlijk ondingen. Ze produceren geen elektriciteit als de zon niet schijnt. Wat dat betreft zijn het net zulke ondingen als windturbines, die op windstille dagen ook niks opleveren.’ Toch heeft hij hier vier van staan, die jaarlijks qua stroomproductie goed zijn voor de jaarlijks elektriciteitsbehoefte van 40% van de huishoudens in Kampen. ‘Laten we niet vergeten: als het wel waait, haal je er een hele bak energie uit…’ Toch is ook dit niet de duurzame oplossing voor energieopwekking waarnaar we in Nederland op zoek zijn, stelt hij. ‘Want we hebben simpelweg niet genoeg beschikbare ruimte om Nederland te vullen met zonnepanelen en windturbines om aan de gehele energievraag te voldoen. Dus moet je zoeken naar alternatieven.’
‘Als het niet waait, produceren deze windturbines amper energie. Daarom willen we met een nieuwe turbine onze eigen waterstof produceren. Waterstof is, net als steenkool, aardolie en gas, een energiedrager. Met de nieuwe turbine willen we de energie opslaan in waterstof en dit gebruiken als brandstof voor onze twee schepen die onze lijndienst met Rotterdam onderhouden. Als we dat voor elkaar kunnen krijgen, zijn we volkomen energieneutraal bezig.’ Waterstof is volgens hem ook dé oplossing voor het toenemende autoverkeer. ‘Met uitsluitend elektrische auto’s gaat het ons niet lukken om deze transitie door te voeren. Ons elektriciteitsnetwerk is hier fysiek niet op ingericht.’ Hij voorziet een toekomst voor een nieuwe hybride: een auto voorzien van elektriciteit én waterstof.
‘Als mens ben ik voor duurzaamheid. Als ondernemer zoek ik naar mogelijkheden om dit voor elkaar te krijgen. Maar investeren in duurzaamheid moet wel lonen. Als het niets oplevert, krijg je het als ondernemer niet van de grond. Dan is er geen bank die de plannen wil financieren.’ De laatste jaren ziet hij echter hoe steeds meer initiatieven lonen. ‘Vroeger werd er veel subsidiegeld in windmolenparken gestoken. Tegenwoordig is het al rendabel te maken zonder met subsidiegelden te smijten.’ Kortom: de tijd is er rijp voor en de ondernemer zou meer plannen op dit gebied moeten ontwikkelen, vindt hij. ‘Ondernemen met oog voor duurzaamheid levert geld op. Iedere ondernemer kan dit.’