IJSSELMUIDEN – De kerngezonde Mirjam Smelt (49) was een van de eerste coronapatiënten in de gemeente Kampen. Halverwege maart werd zij getroffen door het virus. Hoe, dat is nog steeds een raadsel voor haar. Een monoloog van een getroffen IJsselmuidenaar, die nog steeds niet helemaal hersteld is van haar ziekbed.
“Het begon met koude rillingen, op dinsdag 10 maart. Een dag later kwamen daar hoofdpijn en koorts bij. Donderdagochtend heb ik mij ziek gemeld op het werk; ik werk als verpleegkundige in de thuiszorg. Of ik toen dacht aan het coronavirus? Ik heb er wel aan gedacht, maar theoretisch was het niet mogelijk. Ik was niet met een ziektegeval in aanraking geweest; in de omgeving was nog niemand besmet. Ik heb ook geen flauw idee waar ik het opgelopen heb.”
“Zondagmiddag 15 maart kreeg ik hoge koorts. De temperatuur was ’s avonds over de 39,5 graden. Maar ik was helemaal niet benauwd. Pas op donderdag 19 maart had ik voor het eerst het idee dat ik buiten adem was als ik de tien meter van mijn bed naar de wc had gelopen. Ook had ik het op die dag weer vreselijk koud. Ik ben vier keer onder een hete douche gestapt om maar warm te worden.”
“De kortademigheid werd steeds erger. Zaterdag 21 maart ging douchen zonder hulp eigenlijk niet meer. In de middag voelde ik mij zo ziek en was ik zo doodop, dat het niet meer ging. Mijn huisarts kwam toen langs. Hij stelde tot mijn grote opluchting voor dat ik naar het ziekenhuis in Zwolle zou gaan. Mijn zoon heeft mij toen weggebracht.”
“In het ziekenhuis werd ik op de opnameafdeling helemaal uitgevraagd. Hoe lang was ik al ziek? Welke klachten had ik? Toen kwamen de onderzoeken. Temperatuur, hartfilmpje, longfoto, bloedprikken, enzovoort. Het duurde al met al anderhalf uur. Ze hebben ook een coronatest gedaan, maar de uitslag daarvan laat 24 uur op zich wachten.”
“Ik moest in het ziekenhuis blijven. Van de eerste spoedafdeling werd ik naar de afdeling voor acute opname gebracht. Daar lag ik aan een infuus met antibiotica en ik had een plastic slangetje in mijn neus met zuurstofondersteuning. Ik mocht niet van mijn kamer af en het verplegend personeel kwam in beschermende kleding bij mij. Ze droegen een schort over hun uniform en ze hadden een mondkapje, spatbril en mutsje op. En handschoenen aan. Wat ik ervan vond dat ze er zo uitzagen? Voor mijzelf vond ik het niet erg; ik vond het vooral zielig voor hen. Het is zwaar om zo het werk te doen.”
“Zondagmiddag kwam de uitslag van de test. Ik had inderdaad corona. De zuster die het mij vertelde, keek mij aan alsof ik het heel schokkend moest vinden. Maar het was een hele opluchting voor mij. Want als ik geen corona had gehad, wat was het dan geweest? Vervolgens moest ik naar een speciale corona-afdeling binnen het ziekenhuis. Daar had ik dinsdagavond 24 maart voor het eerst het gevoel dat er een soort van kantelpunt was. Ik was minder benauwd. De koorts begon weg te trekken.”
“Mijn kinderen en ik konden elkaar tijdens mijn ziekenhuisopname niet zien. Ik had het geluk dat ik bij een raam lag, op de vierde verdieping. Zo konden mijn kinderen en ik toch naar elkaar zwaaien. Ergens is dat gewoon heel naar en emotioneel. Maar het is ook wel weer leuk om elkaar dan te zien. We hebben elkaar regelmatig gebeld. Je bent zo toch heel dicht bij elkaar.”
“Donderdag 26 maart mocht ik aan het einde van de middag weer naar huis. Thuis moest ik de trap op naar de slaapkamer, dat was heel zwaar. Halverwege ben ik even gaan zitten om op adem te komen. De zondag erop ben ik voor het eerst een eindje naar buiten geweest. Een wandeling van vijftig meter ervaar je als heel intensief. Het is de eerste stap die je zet in het opbouwen van conditie.”
“Op dit moment ben ik een aantal stappen verder. Ik werk nog niet. Als ik gewoon thuis ben en daar mijn ding doe, dan lijkt het heel wat. Maar ik stofzuig op dit moment bijvoorbeeld nog in drie etappes. Als ik buiten kom, dan voel ik dat ik nog steeds niet helemaal de oude ben. Vermoeidheid kan ineens als een loden last op je vallen. Maar ik moet het niet per dag bekijken, maar over een tijdpad van weken. Als ik dan kijk waar ik twee weken geleden stond en hoe het nu gaat, dan gaat het toch de goede kant weer op.”