In mijn jeugd was er geen campagne ‘Nix 18’. Toen werd er geen aandacht besteed aan het voorkomen van roken en drinken bij jongeren, die nog geen 18 jaar waren. Ik weet nog goed dat tijdens verjaardagen van mijn ouders glaasjes met verschillende sigaretten en sigaren op tafel stonden. Halverwege de avond stond de kamer blauw van de rook. Als ik de beelden weer oproep werd er toen ook stevig gezopen. Ik heb mijn ouders en sommige ooms en tantes weleens in een staat gezien, die nu zorgt voor de hilarische filmpjes op Dumpert en Facebook.
Bij mijzelf was de rem soms ook ver te zoeken. Tussen mijn zestiende en achttiende levensjaar was de wc-pot regelmatig mijn grootste vriend. Ik heb na een avondje stappen vaak gedacht: de volgende keer dat mijn bed voorbijkomt, duik ik erin. En het gekke is… ik heb alcoholische drankjes eigenlijk nooit lekker gevonden. Zelfs die goudgele rakkers met dat witte schuimkraagje niet. Ik dronk toen vooral om erbij te horen. Als ik echt in een dolle bui was, nam ik er ook een sigaretje bij. Dan wist ik op voorhand dat ik me die zondag twee keer zo slecht zou voelen. Maar ja, alles voor de goede zaak hè? Ik was weer lekker stoer bezig geweest.
De laatste keer, dat ik te diep in het glaasje heb gekeken, kan ik me nog goed herinneren. Het was na de zomerborrel bij ons bedrijf op vrijdag 17 juli 2015. Helemaal nuchter ging ik met mijn maatje nog even de stad in en ik had me voorgenomen sowieso niet te gaan drinken. Maar op de een of andere manier had ik met mijn ruggengraat als een nat vloeitje aan het eind van de avond zo’n 6 gin-tonics achter de kiezen. Daarna ben ik met mijn oudste zoon nog in de Fatih beland, waar het bier rijkelijk vloeide. Toen ik rond 3.00 uur ’s nachts samen met hem naar huis liep, had ik nergens last van. Maar de volgende dag was ik voor mijn gevoel in staat van ontbinding. Ik moest die zaterdag tussen 12.00 en 16.00 uur werken. Die middag is een van de slechtste middagen uit mijn arbeidsverleden geweest. Tussen de afspraken door ben ik zelfs twee keer over mijn nek gegaan. Dit was voor mij de spreekwoordelijke druppel. De glazen alcohol, die ik na die zaterdag heb gedronken, zijn werkelijk op twee handen te tellen.
Heb je trouwens in de snackbar ooit iemand horen zeggen: ‘Neem je een kroket zonder mosterd? Kom op man, doe gezellig mee!’ De kans dat dit laatste wordt gezegd als je een stelletje betrapt, dat elkaars lichaamsdelen aan het ontdekken is, is ook niet zo groot. Met drank is dat dus anders. Heel veel mensen associëren het met gezelligheid. Nu weten de meeste, die mij goed kennen, dat ik niet drink. Maar in het begin hoorde je regelmatig: ‘Kalter, doe gezellig mee man. Je gaat toch niet aan het water? Water is voor kikkers!’ ‘Ja, ja en thee is voor flikkers’, luidde mijn antwoord dan. Ik kan het niet helpen. Ik vind ‘drank’ niet lekker, heb het gelukkig niet nodig om gezellig te doen en de mensen om me heen hebben zo altijd een BOB.
De grootste afknapper komt vaak als na een feest wordt gezegd: ‘Zullen we de stad nog even ingaan om een afzakkertje te nemen?’ Waarom gebeurt dit toch? Het meeste is die avond al gezegd en vooral mannen moeten toch weten dat je na het hoogtepunt het best direct kunt stoppen. Bij drank is het heel normaal om te zeggen: ‘Nog eentje dan!’ Bij eten hoor je veel vaker: ‘Nee, ik hoef niet meer. Ik zit vol.’ Ik blijf het gek vinden, maar weet uiteraard dat het zo werkt. Ik kan het niet veranderen. Diegenen die genieten van een biertje of een mixje moeten vooral lekker doorgaan. Dat is goed voor de horecaondernemers. Zorg er wel voor dat de drank niet meer kapotmaakt dan je lief is. Dat is het niet waard. En mocht je een keer hulp nodig hebben, bijvoorbeeld omdat iemand met spoed naar het ziekenhuis moet worden gebracht, dan mag je mij altijd bellen. Zelfs met een sloot drank op. Ik ga natuurlijk niet als taxi voor zuiplappen fungeren, maar bij echte nood kun je een beroep op me doen als je mijn telefoonnummer hebt. Met een gerust hart kun je dus zeggen: ‘Nou vooruit, nog eentje dan…!’