De Brug

Woensdag, 27 november 2024

Al het nieuws uit Kampen, IJsselmuiden e.o.

HONDENHOEK

HONDENHOEK
Foto: Sien Nieuwenhuis
Ingezonden door: Bert Nieuwenhuis

Wat kan het een aardig tafereel opleveren. Kind vriendschappelijk met hond, samen een onafscheidelijk duo vormend. Maar het tegengestelde kan ook voorkomen. Kind - en dan nog meestal uit de eigen gelederen - wordt toegetakeld door de hond. Wat ligt hieraan ten grondslag?

Honden, met name pups, hebben voor veel kinderen een hoge aantrekkingsgraad. Dat is ook niet zo gek want de hond beweegt en trekt de aandacht van een kind. Hij is meestal behaard en daarom lekker zacht. Daar kunnen poezelige handjes lekker door heen graaien. Ook reageert het levende materiaal in de vorm van kind en hond vaak op elkaar, omdat ze beiden naar aandacht op zoek zijn. Bovendien, maar daarvan zijn hond en kind zich niet echt bewust, zijn ze op zoek naar nieuwe dingen. Als ze elkaar tegenkomen is de ene ten opzichte van de andere iedere keer weer nieuw. Toch moeten kinderen erop gewezen worden dat een hond geen speelgoed is. Evenals het kind moet de hond met respect worden behandeld. Zo kun je al op heel jonge leeftijd een kind respectvol tegemoet treden en als dit aan een kind eigengemaakt kan worden, kan het kind op zijn/haar beurt de hond met het pasverworven respect benaderen. Het heel jonge kind moet weten dat ogen en een neus er niet zijn om vingers in te steken. En oren of een staart zijn er niet om aan op te trekken om te gaan staan. Als dit toch gebeurt, kan een hond niet al pratend duidelijk maken wat hij ervan vindt. Wat de hond wel kan is zich terugtrekken; iets wat de meeste honden doen. Maar een hond die ooit al eens de leerervaring heeft opgedaan dat tanden laten zien, van zich af snauwen of zelfs bijten loont, kan van die mogelijkheid gebruik maken. Die hondentaal moet het kind leren doorzien door tussenkomst van de ouders, die het op hun beurt ook moeten onderkennen.

Kwispelen betekent niet altijd dat de hond blij is. Als het dier kwispelt waarbij de achterste helft van zijn lichaam meedoet en de staart vrolijk wapperend min of meer naar boven wijst, is het dier in een goede bui en vindt het de wereld een prachtig geheel. Maar als de staart benepen naar beneden wordt gedragen en toch heen en weer gaat, betekent dit vaak dat de vierpoter zich niet senang voelt, waarschijnlijk zelfs onzeker. Dit is dan ook niet het moment om samen met hond uit je dak te gaan. Het dier is er niet voor in stemming. Zo is staren naar de - vooral onzekere hond - voor het beest een bedreiging. Als honden elkaar aanstaren is dit niet omdat ze elkaar zo leuk vinden. Er gaat voor hen dreiging van uit en hier kunnen veel honden niet tegen. Maar juist een kind dat op ooghoogte staat met de hond kan voor dat dier dus een bedreiging vormen. Deze vormen van hondentaal moeten kinderen dan ook duidelijk gemaakt worden. Nu moeten wij niet denken dat kinderen en honden alleen maar vanuit hun natuurlijke omgeving van alles fout doen. Heel vaak gaan spontane handelingen ten opzichte van elkaar wel goed, vooral als de hond geleerd heeft dat hij mensen en ook kleine mensen kan vertrouwen. Hoewel kleine mensen vaak drukker zijn en veel gebaren en harde geluiden maken zijn honden best in staat om zich kindertaal eigen te maken. En aan kinderen kan al verantwoording worden bijgebracht als het gaat om de eet- en drinkschaal van de hond schoonmaken, leuk met de hond en een bal spelen of zelfs verstoppertje te doen. Maar dan wel onder toezicht van de ouders, die niet de doelstelling moeten hebben: we gaan onze kinderen en onze hond iets leren. Wat van jou is, is van mij en wat van mij is blijf je af.

Zo leer je kinderen, maar ook honden, nooit te delen.

Bert Nieuwenhuis.