Na het einde van de oorlog bleef de loge Le Profond Silence berooid achter. Zij was gewond maar bleek niet verslagen, ondanks dat zij in 1945 niets meer bezat: geen geld, geen boeken en archiefstukken, geen eigen gebouw en geen meubilair.
Er waren nog negen leden van Le Profond Silence over, waarvan er vier buiten de stad Kampen woonden. Het kwam dus aan op de overgebleven vijf broeders om de loge weer op te bouwen. Het waren: André Jäger – die was teruggekeerd uit krijgsgevangenschap – Johannes Enserink, Roelof Reinders, Jacob van der Veen en Hendrik Jan van Drecht.
De eerste samenkomst van de overgebleven vrijmetselaren was op 11 juli 1945. Niet in de loge, maar bij Jäger thuis. Op deze vergadering werd afgesproken dat voorzittend meester Jäger de koop van de loge door makelaar Lamberts (zie aflevering IX) en daarna de doorverkoop van Lamberts aan de Hervormde Vereniging op Gereformeerde Grondslag, zou trachten ongedaan te maken. Deze poging had geen succes. De broeders huurden toen in arren moede de bovenverdieping van hun eigen loge. Elke broeder stelde ƒ100,- beschikbaar om meubilair te kopen.
Om jarenlange procedures te voorkomen besloot men het gebouw van de Hervormde vereniging terug te kopen voor ƒ4.500,-. Een wijs maar bitter besluit, omdat de vereniging wel de juridische eigenaar was maar niet de morele. In mei 1947 werd deze koop beslecht. Dit had tot gevolg dat genoemde vereniging de benedenverdieping huurde van de loge.
Pas in 1959 ontving de loge – onvolledige – compensatie door de Wet op de Materiële Oorlogschaden, voor de door haar gelezen verliezen Uiteindelijk bleef de loge Le Profond Silence zitten met een schade van ƒ10.984,76.
In de loop van de jaren werden verloren gewaande voorwerpen toch nog gevonden. Zo vond mr. Joan Ennema, kleinzoon van broeder Joan Ennema, in een winkel in Apeldoorn emblemen die behoorden tot de loge. Gemeentearchivaris J. Don gaf bewaarde archiefstukken aan de loge terug. De mooiste vondst deed broeder Willem Domingo in een boekenstalletje in de Oudemanhuispoort te Amsterdam. Hij legde daar voor ƒ0,75 de hand op de zoekgeraakte Constitutiebrief van de Achtbare Loge Le Profond Silence uit 1770. Deze Constitutiebrief is, in mijn boek, dat a.s. juni verschijnt, afgebeeld.
Toen de loge functioneerde besloot het bestuur weer aan werving te doen. Het benaderde hiervoor mensen persoonlijk en hield lezingen over het onderwerp vrijmetselarij. In 1948 was er een lezing waar ook de pers bij werd uitgenodigd. Het liep faliekant mis en wel door de reportage die de krant Strijdend Nederland een dag later liet verschijnen. Voordat de krant een weergave van de lezing gaf, somde ze alle vooroordelen op die er bestonden over de vrijmetselarij. Daarna gaf de krant een overigens een keurig verslag over de bijeenkomst. Maar dat had eigenlijk geen zin meer, omdat toen al het gevoel bij de lezer was gewekt, dat men beter niets met vrijmetselarij te maken kon hebben. De loge keerde zich naar binnen.
Pas in 1970 zette de loge, onder de bezielende leiding van Wilko van Koldam, haar deuren open. Maar dat leest u in de volgende aflevering.

