Op 10 februari wordt het boven water halen door Rijkswaterstaat van het wrak van de eeuwenoude IJsselkogge in de rivier bij Kampen verwacht. Het leverde Reijer bij voorbaat al zoveel inspiratie op dat van zijn hand het volgende gedicht over de berging verscheen:
‘Wedergeboorte’:
Met driftig tikkende klopsignalen,
prikken duikers in mjn eikenhouten lijf.
En word ik in het donk’re water,
op ruwe wijze gekastijd.
Pijnig mij; maar houd het kort.
Geef mij de rust, die ik verdien.
Om mij heen striemende banden,
ponton, de kranen; hun schaduw kan ik zien.
Zes honderd jaar van eenzaam wachten,
in de bodem, stil en star.
Machteloos in zand geborgen,
begraven als een zieke, oude knar.
Nog hoor ik ’t hakken met de bijlen.
Het spuitend water gaat te keer.
Nog voel ik het zinken naar de bodem,
‘k beleef die doodstrijd telkens weer.
Gun mij een tweede koggeleven,
Met nooit meer vrees voor een piraat.
Op vele vragen zal ik antwoord geven,
Naar ‘k hoop bewaard in goede staat.

